Brusselse werknemers: 43% kiest openbaar vervoer, 48% kiest auto
1 op 10 fietst, de afstand zegt dat dat beter kan
Brussel, 8 februari 2019 – Een Brusselse werknemer vult de mobiliteit tussen woonst en werk heel anders in dan de gemiddelde Belgische werknemer. Die laatste vindt de oplossing meer en meer in een combinatie van vervoersmodi, met de auto in de hoofdrol aangevuld met voornamelijk de fiets (10,9 %). Het openbaar vervoer blijft een bijrol spelen. In Brussel ligt dat heel anders: bijna de helft (43,3% vs. een nationaal gemiddelde van 8%) van de Brusselse werknemers neemt regelmatig trein, tram, bus of metro.
De populariteit daarvan is bovendien stijgend. Eveneens bijna de helft kiest regelmatig voor de auto, maar die 48,0% is dan weer verrassend laag tegenover de 76,9% nationaal. Opvallend: de populariteit van de bedrijfswagen stagneert in 2018. Deze en meer interessante bevindingen over woon-werkverkeer blijken uit de vierde mobiliteitsbarometer van hr-dienstenverlener Acerta.
Het was de vierde jaarlijkse Acerta-Mobiliteitsbarometer op rij en dit zijn daarvan de opvallendste conclusies van 2018 voor Brussel:
- Met 43,3 % regelmatige gebruikers onder de werknemers uit Brussel – en stijgend! - is het openbaar vervoer in onze hoofdstad een hoofdrolspeler.
- De auto blijft wel nipt het populairste vervoermiddel: 48,0 % van de Brusselse werknemers gaat (soms) met de auto naar het werk, maar dat percentage is wel dalend.
- 16,8 % van de bedienden in Brussel krijgt een bedrijfswagen ter beschikking die hij ook kan gebruiken om naar het werk te rijden. Dat is een daling tegenover de vorige jaren.
- De populariteit van de fiets onder de Brusselse werknemers lijkt in 2018 wat te stagneren op 10,9% .
- In 2018 blijft de gemiddelde afstand die een Brusselse werknemer aflegt tussen woonplaats en job met 14 km onder het nationale gemiddelde van 19 km.
Fig. 1: evolutie woon-werkverkeer 2018 versus 2017 in Brussel – combinaties inbegrepen
De (bedrijfs)wagen niet (meer) het ultieme lokaas
48% van de Brusselse werknemers gebruikte in 2018 - minstens gedeeltelijk of soms - de wagen voor de verplaatsing naar het werk. Dat is minder dan 1 op 2. Ter vergelijking nationaal bedraagt het cijfer nog steeds 76% ! De dalende populariteit van de auto houdt gelijke tred met de dalende populariteit van de bedrijfswagen. In 2018 reed nog 16,8 % van de Brusselse bedienden met een wagen van het werk naar het werk, 3,2 % minder dan een jaar eerder. Ook nationaal is er een stagnering ingetreden in de populariteit van de bedrijfswagen.
Anneleen De Neef, kantoordirecteur Brussel: “De vorige jaren was er nog een duidelijke toename van het aantal bedrijfswagens. De stagnering is dus wel degelijk nieuws. We zien verschillende verklaringen. Vooreerst zijn er de maatregelen die Brussel neemt om de mobiliteit in Brussel aan te pakken: beperkingen qua parkingruimte, maatregelen om CO²-ongunstige auto’s te mijden en dergelijke maken Brussel minder auto-vriendelijk. Daarnaast heeft de gunstige economische conjunctuur geleid tot een belangrijke groei in de tewerkstelling. Deze groei doet zich in belangrijke mate ook voor bij bedienden die traditioneel eerder uitvoerende taken op zich nemen en niet in aanmerking komen voor een firmawagen. Tenslotte staan meer nieuw aangeworvenen kritischer tegenover de firmawagen dan hun voorgangers.
De firmawagen is niet noodzakelijk meer hét te bekomen voordeel in een “onderhandeling” over loon- en arbeidsvoorwaarden. Belangrijker voor een werknemer is bijvoorbeeld dat de werkgever aan de werknemer aanbiedt om zelf een invulling te geven aan een deel van zijn verloning in functie van zijn of haar specifieke behoeften en dan is mobiliteit hiervan een onderdeel. We zijn ervan overtuigd dat werknemers die potentieel in aanmerking komen voor een firmawagen, als het wetsontwerp inzake mobiliteitsbudget goedgekeurd zal worden in het Parlement, vragende partij zullen zijn bij hun werkgever om dit omgezet te krijgen in een mobiliteitsbudget waarmee ze dan zelf hun mobiliteit kunnen organiseren op de manier die het best aan hun behoefte beantwoordt. En dat zal dan dikwijls een keuze zijn voor een kleinere en CO²-vriendelijkere wagen in combinatie met de fiets, het openbaar vervoer of deelsystemen”.
Bijna de helft van de Brusselse werknemers trein-tram-bus’t
In 2018 was er op nationaal niveau een lichte toename in de interesse in het openbaar vervoer. Dat resulteerde in gemiddeld 8 % van de werknemers, die je regelmatig tegenkwam op trein, tram, bus of metro. Dat is niets in vergelijking met de cijfers van Brussel. Onder de werknemers uit de hoofdstad is het openbaar vervoer altijd al veel en veel malen populairder geweest dan erbuiten. In 2018 nam net geen 45% regelmatig de trein, tram, bus of metro. Dat is een verdere toename. Anneleen De Neef: “In realiteit zal het openbaar vervoer nog populairder zijn: in onze Acerta-barometer zitten immers niet de gegevens van de openbare sector. En de werknemers in de overheid zijn in zeer grote meerderheid trein- en busreizigers voor hun verplaatsing naar en van kantoor.”
Fig. 2: Verdeling verschillende mobiliteitsoplossingen in Brussel (2018)
1 op 10 fietst
De opmars van de fiets in het traject van en naar het werk is al een feit sinds 2011 en zet zich in 2018 verder door. Maar met 10,9% Brusselse werknemers die regelmatig fietsend naar het werk gaan, blijft de hoofdstad toch achter op de provincies, waar gemiddeld 1 op 4 regelmatig voor de fiets kiest. De algemene interesse in de fiets doet vermoeden dat daar nog opportuniteiten zijn ook voor Brussel.
Anneleen De Neef: “Van CEO’s en hr-directeurs horen we dat hun werknemers steeds vaker interesse tonen in een cafetariaplan waarin ze een deel van hun loon op een andere manier dan cash kunnen invullen en mobiliteit is in de meeste cafetariaplannen een belangrijk onderdeel. In verschillende bedrijven worden zelfs cafetariaplannen opgebouwd waarin alleen mobiliteitsoplossingen worden aangeboden. Naast upgrades en downgrades van de firmawagen of de mogelijkheid voor werknemers om de keuze te maken voor een wagen die hen door de werkgever ter beschikking wordt gesteld (de zogenaamde cafetariawagens), voorzien heel veel cafetariaplannen ook in de optie van een bedrijfsfiets.
Die kan dan door de werknemer gebruikt worden voor zijn privé-verplaatsingen, maar moet ook op regelmatige wijze gebruikt worden voor de verplaatsing woonplaats-werk. Het is iets waarmee ook de overheden rekening gaan houden: niet alleen staat de wetgeving rond het mobiliteitsbudget op stapel, overheden op alle niveaus begrijpen ook dat ze moeten inzetten op infrastructuur die het aangenamer en veiliger maakt om de fiets te gebruiken.”
14 km is de woon-werkafstand, een fietsbare afstand
Belgen werken gemiddeld op 19 km van waar ze wonen, Brusselaars op 14,2 km. Dat gemiddelde blijft jaar na jaar nagenoeg gelijk. Anneleen De Neef: “Er zijn vandaag heel wat vacatures, een situatie die de bereidheid om van job te veranderen een duwtje kan geven. Die realiteit heeft er wel niet toe geleid dat werknemers massaal een andere baan zijn gaan zoeken (nog) dichter bij huis. De woon-werkafstand blijft nagenoeg ongewijzigd.
En de 200.000 werknemers die het voorbije jaar tot de arbeidsmarkt zijn toegetreden, hebben blijkbaar ook geen impact gehad op de gemiddelde woon-werkafstand. Aangezien de woon-werkafstand almaar meer – door snellere fietsen en betere fietswegen – een fietsbare afstand wordt, zit het er zeker in dat de (bedrijfs)fiets ook de komende jaren nog aan terrein zal winnen.”
Over het onderzoek
De verzamelde gegevens zijn gebaseerd op de werkelijke loongegevens van de werknemers in dienst bij meer dan 40.000 werkgevers uit de private sector, waartoe zowel kmo’s als grote ondernemingen behoren. De data werden via de Acerta-Mobiliteitsbarometer verzameld tussen 2017 en 2018 en geven een representatieve weergave van de Belgische werknemerspopulatie. Acerta voert metingen uit op kwartaalbasis.
Meer informatie?
Gelieve contact op te nemen met Acerta – Sylva De Craecker