Het jaarlijks vakantiegeld berekenen is complex en de Belgische reglementering laat soms ruimte voor interpretatie. De berekening is anders voor bedienden dan voor arbeiders, en verschilt naargelang vast of variabel loon. Bij ontslag, uitdiensttreding en andere omstandigheden wordt het nog ingewikkelder.
Medewerkers moeten eerst vakantierechten opbouwen tijdens het vakantiedienstjaar, vóór ze die kunnen opnemen tijdens het vakantiejaar. Wie een jaar voltijds heeft gewerkt in het arbeidsstelsel van vijf dagen per week, heeft recht op 4 weken of 20 dagen betaalde vakantie. Voor het stelsel van 6 dagen per week, zijn dat 24 vakantiedagen.
Tijdens de studie of een werkloosheidsperiode worden geen vakantierechten opgebouwd. Is je medewerker pas afgestudeerd of zat hij een lange periode zonder werk? Dan heeft hij – waarschijnlijk - geen recht op vakantie in zijn eerste werkende jaar. Tenzij hij in aanmerking komt voor jeugdvakantie.
Voor bedienden met een vast loon is de berekening van het vakantiegeld als volgt:
Als werkgever betaal je ongeveer 30 % RSZ-bijdragen op het enkel vakantiegeld, niets op het dubbel vakantiegeld.
Voor bedienden met een volledig of gedeeltelijk variabel loon, bereken je het vakantiegeld op basis van het dagelijks gemiddelde van het loon dat werd verdiend in de referteperiode: 12 maanden voorafgaand aan de hoofdvakantiemaand. Het enkel vakantiegeld bedraagt 8 % op het bruto variabel loon; het dubbel komt op 7,67 %. Net zoals voor bedienden met een vast loon, betaal je ongeveer 30 % RSZ-bijdragen op het enkel vakantiegeld.
Arbeiders worden niet uitbetaald op het moment dat ze hun wettelijke vakantiedagen opnemen. Ze ontvangen enkel en dubbel vakantiegeld in één keer van de Rijksdienst Jaarlijkse Vakantie (RJV) of een ander vakantiefonds. Het fonds wordt gefinancierd door werkgeversbijdragen op het brutoloon aan 108 %.
Het vakantiegeld van een arbeider wordt berekend op basis van 15,38 % van de brutobezoldiging van het vakantiedienstjaar. Als werkgever betaal je daartoe kwartaalbijdragen plus een jaarlijkse bijdrage, apart gefactureerd door de RSZ. Arbeiders ontvangen hun vakantiegeld via de RJV tussen 2 mei en 30 juni.
Uitzendkrachten hebben recht op jaarlijkse vakantie volgens het aantal dagen dat ze het jaar voordien hebben gewerkt. Het vakantiegeld van bedienden wordt door het uitzendbureau betaald bij elke uitkering van het loon, onder de noemer ‘vertrekvakantiegeld’. Arbeiders die op interimbasis werken, ontvangen hun vakantiegeld in één keer via de RJV.
Is een medewerker arbeidsongeschikt door ziekte? Dan wordt die periode gelijkgesteld met een periode van werken voor het bepalen van de vakantierechten. Let wel: de gelijkstelling is beperkt tot 12 maanden afwezigheid. Ook als een medewerker het werk gedeeltelijk hervat in volle dagen, worden de dagen van arbeidsongeschiktheid gelijkgesteld voor jaarlijkse vakantie.
Als een medewerker ziek wordt vóór een geplande vakantie, beschouwt men hem als arbeidsongeschikt. Hij heeft in dat geval recht op gewaarborgd loon: de vakantiedagen worden later in dat jaar opgenomen.
Vanaf het vakantiejaar 2024 kunnen vakantiedagen, die niet genomen kunnen worden in het vakantiejaar omdat de werknemer afwezig is ten gevolge van:
Tot 24 maanden na dat vakantiejaar opgenomen worden. De betaling van deze dagen gebeurt in één keer op 31 december van het vakantiejaar waarin de werknemer deze dagen niet kon opnemen.
Een bediende die je ontslaat of die zelf opstapt, heeft recht op vertrekvakantiegeld ten bedrage van 15,34 % van het verdiende brutojaarloon: 7,67 % enkel vertrekvakantiegeld plus 7,67 % dubbel vertrekvakantiegeld. Omdat het enkel vertrekvakantiegeld wordt beschouwd als loon, betaal je er socialezekerheidsbijdragen op.
Op een deel van het dubbel vertrekvakantiegeld (6,8/7,67) hou je 13,07 % in. Hierop ben je geen patronale bijdragen verschuldigd. Voor het overige dubbel vertrekvakantiegeld (0,87/7,67) is de werknemer vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen.
De uitbetaling van het enkel vertrekvakantiegeld gebeurt in twee delen:
Bedienden die in hetzelfde jaar elders aan de slag gaan, nemen de vakantiedagen op die ze tegoed hadden van hun vorige tewerkstelling. Op het moment dat zij daar vakantie nemen, wordt voor elke dag vakantie dat zij daar nemen, 90 % van het brutodagloon ingehouden.
Als nieuwe werkgever maak je aan het einde van het jaar een vergelijking met hetgeen de vorige werkgever aan enkel vertrekvakantiegeld heeft betaald en de 90 % ingehouden brutodaglonen. Is het vertrekvakantiegeld van de vorige werkgever hoger dan de inhoudingen, dan mag je het verschil inhouden op het loon van december (of januari als de inhouding in december meer dan 1/5 bedraagt). Is het verschil kleiner, dan moet je het saldo terugstorten.
Mogelijk moet je tijdens het jaar als nieuwe werkgever dubbel vakantiegeld betalen. Daarvan mag je het dubbel vakantiegeld bij uit dienst dat de vorige werkgever betaald heeft, aftrekken. De bedragen die de vorige werkgever heeft uitbetaald, vind je op het vakantieattest.
Een wijziging van de prestatiebreuk geeft aanleiding tot herberekeningen. Telkens wanneer de prestatiebreuk vermeerdert of vermindert (van deeltijds naar voltijds of omgekeerd), dien je de vakantierechten te herberekenen. Je moet zowel het beginsaldo opnieuw bepalen, als de al opgenomen vakantiedagen in het vorige stelsel.
Heeft een medewerker tijdens het vakantiedienstjaar minder dan 12 maanden gewerkt? Dan bereken je het dubbel vakantiegeld proportioneel:
Wettelijk gezien moeten medewerkers hun opgebouwde vakantiedagen opnemen tussen 1 januari en 31 december van het vakantiejaar. Voor arbeiders geldt dat hun vakantiegeld definitief is verworven, ook als ze het niet opnemen. Voor bedienden moet je de niet opgenomen dagen door overmacht uiterlijk op 31 december van het vakantiejaar uitbetalen. Hetzelfde geldt voor inhaalrustdagen of ADV-dagen: ze moeten voor het einde van het jaar worden opgenomen.
Wat is een mogelijke volgorde voor het nemen van (bijkomende) vakantie- en ADV-dagen? Eerst kijk je of er sectoraal iets is vastgelegd. Is er sectoraal niets vastgelegd? Dan bepaal je best in het arbeidsreglement dat eerst de wettelijke vakantie moet worden uitgeput, vooraleer er bijkomende vakantiedagen mogen worden opgenomen.
Als werkgever leg je een provisie of voorziening aan om te anticiperen op de kosten van het vakantiegeld. Het maximumbedrag dat je mag aanleggen, is fiscaal aftrekbaar mits je de grenzen respecteert. Deze grenzen kan je terugvinden in Trefzeker.
Let wel: het flexiloon en flexivakantiegeld dat werd toegekend, wordt niet opgenomen in de berekeningsgrondslag. Je betaalt dat immers uit samen met het flexiloon.
Als werkgever snel een correct en overzichtelijk antwoord vinden op je hr en payroll-vragen? Daar zorgt Acerta graag voor.
Bekijk al onze dossiers voor werkgevers Bekijk alle artikels over dit onderwerp