Vorige

Mini-taxshift: uitsluiting fiscaal voluntariaat voor bepaalde vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing

Een van de maatregelen die werd genomen in het kader van de mini-taxshift van de federale regering is de uitsluiting van de bedrijfsvoorheffing ingehouden via het ‘fiscaal voluntariaat’ voor de berekening van bepaalde vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. De vrijstellingen voor onder meer overuren, ploegenarbeid, nachtarbeid, continuarbeid en werken in onroerende staat worden echter niet geviseerd.

Fiscaal voluntariaat: situering

De techniek van het fiscaal voluntariaat houdt in dat er op vraag van de werknemer vrijwillig meer bedrijfsvoorheffing (BV) wordt ingehouden dan de wettelijk verplichte BV.

In bepaalde situaties blijkt bij de afrekening van de personenbelasting dat de werknemer-belastingplichtige (veel) moet bijbetalen. Dit kan uiteraard verschillende redenen hebben. Regelmatig is dit bijvoorbeeld het geval bij werknemers met twee deeltijdse contracten bij twee verschillende werkgevers. Elke werkgever berekent immers de wettelijk verplicht in te houden BV louter op basis van het deeltijdse contract bij hem, zonder rekening te houden met het loon van het tweede contract. Hierdoor blijkt de som van de door beide werkgevers ingehouden BV  vaak onvoldoende om de uiteindelijk verschuldigde personenbelasting voor te financieren. Bij de berekening van de personenbelasting worden alle inkomsten immers in principe samengenomen en onderworpen aan progressieve belastingtarieven.

Om dergelijke onaangename verrassing te vermijden, kunnen werknemers aan hun werkgever vragen om doorheen het jaar bijkomende BV in te houden. Iets wat in het vakjargon ‘fiscaal voluntariaat’ heet.

Uitsluiting fiscaal voluntariaat voor BV-doorstortingsvrijstellingen

Deze bijkomend ingehouden BV in het kader van het fiscaal voluntariaat wordt verder op dezelfde manier behandeld als de verplicht in te houden BV. In principe komt deze dus ook in aanmerking bij de berekening van de vrijstellingen van doorstorting van BV. De bijkomende BV kan bijgevolg extra lastenverlaging opleveren voor de werkgever, indien alle voorwaarden vervuld zijn uiteraard. De wetgever stak hier recent een stokje voor door deze bijkomende BV uit te sluiten voor de berekening van sommige lastenverlagingen.

De aanleiding voor deze uitsluiting is vermeend misbruik van het fiscaal voluntariaat door sommige werkgevers. Volgens de wetgever wordt het fiscaal voluntariaat door sommige werkgevers opgedrongen aan de werknemer, met het oog op het verkrijgen van een hogere lastenverlaging voor de werkgever, ten nadele van de overheid. De werknemers recupereerden een eventueel overschot aan ingehouden BV sowieso via hun eindbelasting, zij ondervinden hier dus uiteindelijk geen nadeel van.

Elke BV-doorstortingsvrijstelling heeft eigen berekeningsregels. De uitsluiting van het fiscaal voluntariaat geldt enkel voor die vrijstellingen waarbij de ingehouden BV dient als berekeningsbasis, zijnde de vrijstelling voor:

  • wetenschappelijk onderzoek (alle categorieën);
  • sportbeoefenaars;
  • investeringen in steunzones;
  • startende ondernemingen;
  • koopvaardij-, bagger- en sleepvaartsector.

Voor de berekening van deze lastenverlagingen komt de ingevolge het fiscaal voluntariaat bijkomend ingehouden BV dus niet langer in aanmerking. Deze uitsluiting geldt voor de lastenverlagingen berekend op basis van de bezoldigingen die vanaf 1 april 2022 worden betaald.

Deze uitsluiting van het fiscaal voluntariaat heeft dus geen impact op de andere BV-doorstortingsvrijstellingen, bijvoorbeeld de vrijstelling voor overuren, voor ploegenarbeid, voor nachtarbeid, voor continuarbeid en voor werken in onroerende staat.

Bron:
Wet van 28 maart 2022 houdende verlaging van lasten op arbeid, BS 31 maart 2022.

Deel dit artikel