Vorige

Denk aan het jaarverslag van de interne preventiedienst!

Op elke werkgever rust de verplichting om jaarlijks een verslag op te maken over de werking van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk vóór 1 april.

Wettelijk gezien is elke onderneming verplicht om een interne dienst voor preventie op het werk op te richten. Indien de werkgever echter minder dan 20 werknemers tewerkstelt, kan de werkgever zelf de rol van preventieadviseur opnemen.

Elke interne preventieadviseur moet jaarlijks een verslag opstellen over de werking van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk opstellen. Dit verslag geeft een samenvatting (statistisch beeld) van de preventiemaatregelen die de onderneming tijdens het voorbije jaar heeft getroffen. De inhoud van het verslag ligt wettelijk vast en krijgt vorm aan de hand van drie types van modelformulieren:

  • Formulier A
    voor een werkgever met een interne dienst zonder afdelingen;
  • Formulier B
    voor een werkgever met een interne dienst met afdelingen;
  • Formulier C
    voor een groep van werkgevers die een gemeenschappelijke preventiedienst organiseren.

De werkgever en het hoofd van de preventiedienst ondertekenen het ingevulde formulier. 

In ondernemingen met een Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW), moeten de gewone en plaatsvervangende leden van het CPBW binnen de 30 dagen na het opstellen van het jaarverslag hiervan een afschrift ontvangen. Bovendien moet elk gewoon lid van het CPBW minstens 15 dagen voor de vergadering van de maand februari het jaarverslag van de interne dienst ontvangen.

Er is geen verplichting meer om het formulier vóór 1 april naar de regionale directie van het Toezicht op het Welzijn op het Werk toe te sturen.  Het volstaat als u het jaarverslag vanaf 1 april 2024 ter beschikking houdt van de met het toezicht belaste ambtenaren. 

De formulieren (aangevuld met een verklarende nota) zijn terug te vinden op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Bron: Artikel I.2-22 en artikel II. 1-6, §1, 2°, b Codex over het welzijn op het werk

Deel dit artikel